Uit onderzoek naar (fossiele) botresten van lepelaars blijkt dat het gefragmenteerde voorkomen van deze soort in het tegenwoordige Europa overeenkomt met het voorkomen van deze soort in de laatste 10.000 jaar.
In het onderzoek werd gebruik gemaakt van vogelbotten die zijn gevonden tijdens archeologische opgravingen uit de perioden: prehistorie, oudheid, middeleeuwen en vroegmoderne tijd.
De archeologische sites varieerden in grootte van Steentijd kampementen tot dorpjes en stedelijke omgevingen, maar er werden ook vondsten gebruikt van kastelen, handelscentra residenties of paleizen.
Het oudste bewijs van lepelaars in Europa komt uit Hongarije en Roemenië en is rond 8000 jaar oud.
In het westen van Europa, in Spanje, is dit veel later zo’n 4000 tot 2000 jaar geleden.
In het noorden van Europa, met name Nederland, worden de eerste lepelaar resten gevonden daterend van 2000 tot 1000 jaar geleden. Daarna schuift het verder noordwaarts op naar Denemarken en Engeland met 1000 tot 400 jaar oude overblijfselen.
Het is aannemelijk dat de Nederlandse populatie al tenminste 2000 jaar bestaat.1
Lepelaars waren ook bekend in het oude Egypte.
De gehele vogel werd vaak afgebeeld in muurtaferelen in het oude rijk, maar ze zijn nog steeds ongewoon in vergelijking met andere soorten vogels.
Het hoofd van de lepelaar is een zeldzame hiëroglief.

De meningen verschillen of de lepelaar-hiërogliefen eerder als determinerend teken worden gebruikt of meer als fonetisch teken. Vaak verwijst het teken van een lepelaar hoofd naar brood of cake, zodat eerder van dat laatste uitgegaan kan worden. Veel hangt uiteraard af van de context van de tekst.
Er is slechts een complete lepelaar in hiëroglyfe tekst gevonden, in de Unas piramide uit de vijfde dynastie.

In de tempel van Bubastis wordt de lepelaar afgebeeld op het hoofd van een godheid die een vis in zijn rechterhand houdt.

De lepelaar wordt ook in sommige middeleeuwse encyclopedieën gevonden. Hij wordt beschreven als een vogel die vis van andere zeevogels steelt door ze in hun hoofd te bijten tot ze hun vis loslaten. Lepelaars eten hele schelpen en scheiden vervolgens het vlees en de schelp door de hitte in hun buik (ze koken ze met andere woorden). Ze spugen de schelpen uit en eten vervolgens het vlees. (Thomas van Contimpré 1200 -1272).
Plein de Oudere noemt ze “schoffel-eenden” waarschijnlijk door de vorm van hun snavel. 3

In de bibliotheek der Nederlandse Letteren (DBNL) komt de lepelaar maar sporadisch voor.
In de kleine katechismus der natuur voor kinderen (Martinet 1779) wordt hij geschaard onder de ‘vogelen welken leeven van vleesch of vruchten samen met de Arend, Raaven, kraaien, valken, sperwers, kraanen, uilen, spegten, hoppen en nog wat vogels. Maar de lepelaar valt dan weer niet onder de ‘vogelen die visschen in onze ondiepe Wateren en Moerassen’.
Een aparte indeling
In Vogelrijmen, Nederlandse Baker en Kinderrijmen (Brandts-Buys, Van Vloten-DBNL) komt de lepelaar alleen samen voor met de ooievaar:
Ooievaar,
Lepelaar,
Takkedief,
Ooievaar heeft de kindertjes lief.
In het Fries wordt dit:
Ooiefaar!
Lepelaar!
Prikkedief!
Het siin fader in muder niet lief
een heel andere vogel ineens.
Slechts enkele vermeldingen van een lepelaar In de volledige bibliotheek der Nederlandse Letteren is natuurlijk bitter weinig.
Gelukkig is dit recentelijk recht gezet door de uitgave van het prachtige boek Sinagote, het levensverhaal van een lepelaar (ook verkrijgbaar in Spaans en Engels).
Lees dat boek!

1 Ulrich Schmölke en Kai-Michael Thomsen, Prehistorica land historical occurence and range dynamic of the Eurasian Spoonbill and the White Stork in Europe; Journal of Ornithology, 19 August 2024
2 Spoonbill: A Migrating Bird in Ancient Egyptian Sources, Abdallah Mohammed Diab, International Journal of Heritage, Tourism and Hospitality vol. 17, issue 2, December (2023), 15-25
3 Bron: the Medieval Bestiary