Lepelaars vroeger en nu

De Nederlandse lepelaarpopulatie bestaat tegenwoordig uit zo’n 4000 broedparen. Je komt ze dan ook al gauw tegen op de Wadden, in het Deltagebied en tegenwoordig ook op steeds meer plaatsen in het binnenland. Groepen van tientallen en honderden ‘bestekbekken’ zijn niet vreemd meer.

De wat minder piepjongen onder ons weten nog dat dat vroeger wel anders was. In de jaren ’60 en ’70 was het zien van een groepje lepelaars een reden om dat met uitroepteken in je boekje te noteren. De populatie was in elkaar gestort door toedoen van eerst het droogleggen van moerassen en het oogsten van eieren en jongen door de mens en later door het gebruik en lozen van gifstoffen in het milieu. Eind jaren ’60 waren er nog maar 150 paar over in Nederland, en dat was dan de laatste strohalm in heel noordwest Europa. Populaties van elk geval in Engeland, Frankrijk waren al verdwenen.

In het dorpje Jisp, gelegen in de huidige Noord-Hollandse gemeente Wormerland, liepen heel vroeger lepelaars zomaar rond op de markt. Het was daar de gewoonte om als vermaak op de vismarkt een aantal jonge lepelaars los te laten lopen. Deze bietsten her en der visjes en visresten van de blijkbaar overvloedige visserij. De lepelaar stond dan ook prominent in het vroegere gemeentewapen van Jisp. Deze gewoonte werd al in de 16de eeuw en later ook de 18de eeuw beschreven. Al die tijd was er dus waarschijnlijk een grote kolonie lepelaars in de buurt, vanwaar men gemakkelijk de jongen kon meenemen. Of die jonge lepelaars later wegtrokken of nog lang bleven hangen op de markt vertelt het verhaal niet. Er wordt vermeld dat dit ook op andere vismarkten gebeurde. De lepelaar was dus in de Middeleeuwen bepaald geen zeldzame verschijning.

Ook Andere bronnen vermelden enorme kolonies lepelaars, zoals die in het Horstermeer. In 1851 wordt geschat dat daar zo’n 1000 paar lepelaars broeden, onder andere gebaseerd op het feit dat in een week tijd maar liefst 1600 lepelaareieren werden geoogst. Oogsten gebeurde tweemaal per week en hield twee maanden aan!

Een andere grote kolonie in de 19de eeuw was die op het vroegere Schollevaerseiland in de Wollefoppenpolder, waar nu een Rotterdamse woonwijk ligt. Ook daar werden volop eieren en jongen van lepelaars geoogst. Hieronder een impressie van een bezoek aan dat magische eiland door een vroege ornitholoog. Op de prent zien we eilanden vol lepelaars en op de achtergrond enorme zwermen vogels, die behalve uit lepelaars, bestaan uit reigers, aalscholvers en kwakken. Ook hier moeten er vele honderden gebroed hebben. In de kolonie in het Zevenhuizensche Bosch werden jongen van lepelaars geoogst, samen met die van reigers en aalscholvers. Blijkbaar waren jonge lepelaars prima te eten, aangezien ze naar Engeland werden verscheept om op het bord van de toenmalige koning te belanden.

Illustratie uit: De vogels van Nederland deel 2 door Herman Schlegel.

Gezien de drooglegging van enorme moerassen die Nederland vroeger rijk was, de intensieve jacht en later de gifstoffen, is het eigenlijk een wonder dat de lepelaar het heeft weten vol te houden. Na het absolute dieptepunt eind jaren ’60 is er veel verbeterd. Nu vinden we 4000 paar al een heleboel, maar het is goed te weten dat ons land vroeger misschien wel meer dan 10.000 paar heeft gehuisvest. We zijn aardig op weg, maar het lijkt er op dat de mens een volledig herstel toch weer in de weg staat. Een beperkte voedselbeschikbaarheid lijkt op de Wadden al een eind gemaakt te hebben aan de groei, en mogelijk zien we hetzelfde nu ook al in het Deltagebied gebeuren. Genoeg reden om ze nauwlettend te volgen!

Bronnen:

Van Bemmelen A. A. van, 1866. [Aanvulling der Mededeelingen over de Zoogdieren, Vogels en Kruipende Dieren. Bouwstoffen Fauna Ned., vol. 3, p. 525-526.] in Brouwer 1964.

Brouwer, G. A. (1964). Some data on the status of the Spoonbill, Platalea leucorodia L., in Europe, especially in the Netherlands. Zoologische Mededelingen, 39(48), 481–521.

Haverschmidt F. (1935) Korte mededeelingen. De Lepelaar in het wapen van Jisp. Ardea 24 (1-2) : 205 – 207.

Oudman T., de Goeij P., Piersma T. & Lok T. 2017. Colony-breeding Eurasian Spoonbills in The Netherlands: local limits to population growth with expansion into new areas. Ardea 105: 113–124.

Schlegel H. 1878. De vogels van Nederland deel 2, Amsterdam.

nl_NLNederlands