Herkenning

Hoe is de lepelaar te herkennen?

De lepelaar (Platalea leucorodia) is een vogel uit de familie der ibissen en lepelaars.

Lepelaars zijn makkelijk te herkennen. Ze zijn groot en wit, hebben zwarte lange poten, maar zijn natuurlijk het beste te herkennen aan hun lepelvormige snavel. Daar hebben ze in vele landen hun naam aan te danken: Spoonbill (Engels), Espatula (Spaans), Spatule (Frans), Löffler (Duits), Leppelbek (Fries).  Van afstand hebben de eveneens witte zilverreigers een meer verticale houding. Vliegen doen de lepelaars met gestrekte hals. Zilverreigers trekken hun hals in.

De Lepelaar is ongeveer 80 tot 93 cm lang met een spanwijdte van 120 tot 135 cm. De volwassen vogels hebben een zwarte snavel met een geeloranje vlek op de punt. In broedkleed hebben ze een grote kuif met gele punten, een oranje borstband, en een oranjerode keel. Na het broeden verliezen ze de kuif en de oranje markeringen op hun borst en keel. Onvolwassen vogels zijn wit, maar hebben zwarte vleugeltoppen en een vleeskleurige lepelvormige snavel. Onvolwassen vogels krijgen nog geen broedkleed en dus nog geen geeloranje borstvlek. Wanneer ze net uit het ei komen hebben de kuikens een oranje snavel en oranje poten. Binnen een paar weken verandert de kleur van de poten (die worden net zo zwart als van adulten) en de snavel wordt grijsbruin.

Er is op het eerste gezicht geen verschil tussen mannetjes en vrouwtjes. Maar ervaren waarnemers kunnen vaak het verschil zien. Mannetjes zijn gemiddeld iets groter dan vrouwtjes, hebben een iets langere snavel dan vrouwtjes en hun hoofd is anders gevormd. Het voorhoofd van het mannetje loopt in een rechte lijn over in de snavel. Het vrouwtje heeft een meer eivormig voorhoofd.

Groep lepelaars poetsend in ondiep water