Op 24 februari 2023 zag ik mijn eerste twee lepelaars van dit seizoen op het wad ter hoogte van Hee (Terschelling). Deze dieren waren duidelijk pas aangekomen en stonden daar nu even wat uit te rusten. Na een halfuurtje rust vlogen ze vrij snel door in oostelijke richting. Wellicht hebben ze nog een lange weg te gaan voordat zij hun broedgebieden bereikt zullen hebben.
Dit beeld deed mij ongewild terugdenken aan de beginjaren ‘80. Ik woonde nog maar kort op Terschelling en ik had al snel ontdekt dat er op de Boschplaat, in het duincomplex “Tweede Duintjes”, een kleine kolonie lepelaars van ca 20 broedparen was gevestigd. Aangezien deze dieren op de grond broeden, leek het mij niet zo moeilijk om een aantal jongen te ringen. En om de geringde jongen na het uitvliegen te kunnen volgen besloten we om - in navolging van het ringen van jonge lepelaars in de Oostvaarders Plassen - de jongen tevens van een unieke kleurringcombinatie te voorzien. In de periode dat de jongen tussen de 4 en 5 weken oud waren, werd met een klein groepje helpers een cluster van jonge lepelaars omcirkeld waardoor deze dieren vrij eenvoudig gevangen konden worden.
Ontdekking van de Wadden
Het is ook vanaf die periode dat de populatie lepelaars in het Waddengebied snel groeide. Van Texel was bekend dat daar al decennia lang lepelaars broeden, maar van de andere Waddeneilanden, met uitzondering van Terschelling, was dit nog bekend. Rond 1983 starten de lepelaars op Vlieland met broeden en vrij snel daarna werden de eilanden Schiermonnikoog en Ameland door de lepelaars als geschikte broedlocaties ontdekt. En daar hield het niet mee op. Rottumerplaat en Rottumeroog volgden en ook het kleine eilandje Griend werd op zeker moment door de lepelaars als broedgebied in gebruik genomen. En de populatie groeide flink door. Op de Oost-Friese Duitse Waddeneilanden en tot in Noord-Jutland door vestigden zich broedende lepelaars die voor een deel met in Nederland aangebrachte kleurringcombinaties waren geringd. En zelfs de oostkust van Groot-Brittannië werd door “onze” lepelaars ontdekt.
Wadden, Noord-Holland en Zeeland
Ons streven is nog steeds om jaarlijks ongeveer 600 jonge lepelaars van kleurringen te voorzien. Dit gebeurt niet alleen in kolonies op de Waddeneilanden maar ook in verschillende kolonies in Noord-Holland en Zeeland; gemiddeld zo’n 25 tot 30 jongen per vestiging.
Ringcombinaties en hun limieten
In de loop der jaren zijn de gebruikte kleurringcombinaties flink veranderd. Waren het in begin kleurringen met barcodes en of een enkele of twee letters of cijfers erop ; al spoedig bleek dat er hierdoor toch te weinig unieke combinaties te maken waren. En zo werd op een gegeven moment overgestapt op het gebruik van de zogenaamde vlagringen. In Nederland eerst met een gele vlag ring en later met een zwarte vlagring. Daarbij werd ook veelal een metalen ring van het vogeltrekstation toegevoegd als mede een 4-tal kleurringen; steeds op elke tibia 3 ringen en dus steeds in een wisselende combinatie.
In Duitsland had men ook belangstelling voor het ringen van jonge lepelaars en tot op heden is dit voor een groot deel gebeurd met kleurringen combinatie van de Werkgroep Lepelaar waarbij voor Duitsland werd gekozen voor een donkergroene en later voor een lime-kleurige vlag-ring. Maar ook deze combinaties raakten uitgeput. Bovendien was er soms sprake van ringverlies en ook verkleurden de plastic ringen soms waardoor de identificatie soms sterk werd bemoeilijkt. Vandaar dat wij een aantal jaren terug zijn overgestapt op het gebruik van witte kleurringen voorzien van een 4-tal inscripties van letters en/of cijfers en altijd beginnend met een N en af te lezen van boven naar beneden. Deze kleurring werd tot nu aangebracht op de linkertibia, op de rechtertibia werd een metalen ring van het Vogeltrekstation Arnhem bevestigd. Hoe het waarnemen hiervan zal verlopen, moeten we over een aantal jaren maar eens gaan evalueren. Elk kleurringsysteem heeft zo zijn voor- en nadelen. Hierover later meer.