Hoogspanningsleidingen en de vogelopvang

by Harry Horn/ on 23 Nov 2023

Hoogspanningsleidingen en de vogelopvang

Onlangs kreeg de Werkgroep Lepelaar weer een vraag of het mogelijk was om een lepelaar, die op het punt stond om losgelaten te worden na een periode van verzorging in een vogelopvang, te voorzien van een unieke kleurringcombinatie. Op zich hebben we daar als werkgroep positief op gereageerd. Het gebeurt gelukkig nog niet vaak dat lepelaars in een vogelopvang terecht komen, maar we hebben inmiddels een voorbeeld dat een lepelaar, na vrijlating en na een verzorgingsperiode in een vogelopvang, het al minimaal 3 jaar heeft overleefd. Het betreft hier een jonge lepelaar vermoedelijk afkomstig uit een kleine lepelaar kolonie in de omgeving van Oegstgeest, die begin augustus 2019 werd binnen gebracht bij een vogelopvang in Den Haag.

Na een verzorging in de vogelopvang De Wulp in Den Haag is deze vogel op 24 september 2019, geringd met een witte kleurring met inscriptie NA3D op de linkertibia en een metalen ring met ringnummer 8066167 op de rechtertibia en daarna losgelaten in de polder Poelgeest nabij Warmond.

Deze lepelaar heeft nadien die herfst en de daarop volgende winter regelmatig in Zeeland doorgebracht. Kennelijk is dit dier niet verder naar het zuiden weggetrokken want het gehele jaar 2020 werd dit dier daar regelmatig en dan vooral op verschillende locaties op Walcheren waargenomen. Wat deze vogel in het jaar 2021 heeft gedaan is nu nog niet bekend maar vrij recent kregen we een melding dat deze lepelaar inmiddels is uitgeweken naar het waddengebied. Op 13 september 2023 werd NA3D gesignaleerd in de Westerplas op Schiermonnikoog. En nu maar even afwachten wat de toekomst voor dit dier zal brengen.

Bovenstaande brengt mij op de vraag hoe het komt dat lepelaars in een vogelopvang terecht komen. Het zijn op zich opvallende vogels en als een dier zich een beetje vreemd gedraagt en niet op de bekende wijze aan het foerageren is of op een rustplaats rustig tussen een groep soortgenoten aan het rusten is, dan valt dàt toch vrij snel op. Er zijn voorbeelden dat lepelaars tijdens het foerageren verward raken in een stuk vissnoer met haken, waardoor het foerageren beperkt dan wel onmogelijk wordt en als zo’n dier dan niet tijdig uit die situatie verlost kan worden, zal de dood er op volgen.

Maar er zijn meer gevaren voor onze lepelaars (en natuurlijk ook vele andere vogel- en diersoorten). Ik denk dan onder meer aan bovengrondse hoogspanningsleidingen en aan windmolenparken die steeds meer verschijnen ook in die streken waar trekvogels als lepelaars jaarlijks in het voor- en najaar langs vliegen tijdens hun vlucht naar hun broedlocaties en hun overwinteringsgebieden. Hoogspanningsleidingen kunnen lang niet altijd ondergronds worden aangelegd en als dit dan bovengronds moet gebeuren wordt er ons inziens nog te weinig rekening mee gehouden om maatregelen te treffen die meehelpen te voorkomen dat er vliegaanvaringen met vogels zullen plaatsvinden.

Op trekvogelroutes moeten aan geplande of een reeds bestaande hoogspanningsleiding Fireflies worden aangebracht, ook op de bovenste leiding. Fireflies zijn bewezen de beste methode tegen aanvaringen te zijn. Ze zijn goed te zien overdag, maken lawaai en zijn, wat heel belangrijk is in het geval van de lepelaars, ook ‘s nachts waarneembaar. Het is bewezen dat deze Fireflies met een drone kunnen worden bevestigd aan bestaande hoogspanningsleidingen. Om windmolens beter zichtbaar te maken wordt er hier en daar al gewerkt om één van de wieken van de windturbines te voorzien van een zwarte punt. Overdag zal het misschien werken, maar onderzoek hiernaar is ons niet bekend en in de mist helpt het niet. We weten in ieder geval uit de data van onze zendervogels dat ze tegen windmolens aan vliegen. In mist en ’s nachts zijn windmolens helemaal een groot gevaar. Op windmolens wordt vaak een rood of wit knipperlicht aangebracht, echter dat licht is in het midden van de molen aangebracht en niet op de wieken. Dus of dit voorbij vliegende vogels afschrikt is de vraag. Ook daar is ons geen onderzoek naar bekend. Rood licht wordt in ieder geval door vogels helemaal niet waargenomen.

Van belang is het in ieder geval om zoveel mogelijk systematisch onderzoek te doen naar draadslachtoffers van hoogspanningsleidingen en vogelaanvaringen met windmolenparken. De kans dat getroffen vogels zo’n aanvaring zal overleven is vrij klein, maar mochten er slachtoffers worden aangetroffen met overlevingskansen, die na een verzorgingsperiode in een vogelopvang losgelaten kunnen worden, dan is het mijns inziens zeker de moeite waard om deze vogels te merken met een unieke kleurringcombinatie. Hierdoor kan dit dier tijdens zijn verdere leven individueel worden gevolgd en daarmee tevens een bijdrage leveren aan informatie met betrekking tot overlevingskansen van vogels na een periode van opvang in een vogelopvang locatie.

SafeLines4Birds

Interessant in dit verband is ook het Life-project: “SafeLines4Birds” dat wordt gecofinancierd vanuit het life-programma van de Europese Unie. Het project loopt gedurende 6 jaar en wil vooral het aantal slachtoffers van 13 vogelsoorten met bovengrondse elektriciteitslijnen in Frankrijk, België en Portugal drastisch reduceren.

Waarom is dit een belangrijk project?

Het bovengronds elektriciteitsnetwerk vormt voor sommige vogelsoorten een ernstige bedreiging. Vogels kunnen tegen deze lijnen vliegen of kunnen worden geëlektrocuteerd. Maar ook onderhoudswerken tijdens het broedseizoen kunnen voor verstoring zorgen. Jaarlijks zorgt deze problematiek in Europa alleen al voor miljoenen slachtoffers. Voor sommige zeldzame(re) soorten zorgt dit zelfs voor een ernstige bedreiging op populatieniveau. Het gaat dan vooral om soorten die door hun grootte, lichaamsbouw, gedrag of verspreiding erg kwetsbaar zijn voor deze bedreigingen. Het Life-project focust op 13 doelsoorten die in Frankrijk, België en Portugal het meest nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van luchtlijnen. Het gaat om kleine trap, lammergier, havikarend, monniksgier, aasgier, kleine torenvalk, visarend, kraanvogel, ooievaar, zwarte ooievaar, houtsnip, wulp en kievit.(NB: Nederland èn de lepelaar worden in dit verband niet genoemd!).

SafeLines4Birds stelt zich 4 grote doelen:

  • het aantal botsingen of ‘aanvliegingen’ met elektriciteitslijnen verlagen
  • het aantal elektrocuties verlagen
  • zorgen voor minder verstoring
  • kennis(deling) over deze bedreigingen vergroten
Wie zijn de partners?

Het succes van al deze acties zal worden bepaald door de samenwerking van de 15 partners die deel uitmaken van het consortium. Dit consortium bestaat uit transmissienetbeheerders (TNB), distributienetbeheerders (DNB), niet-gouvernementele organisaties (NGO) en wetenschappelijke experts uit Frankrijk, België, Portugal, Duitsland en de Verenigde Staten van Amerika. (NB: ook hier valt weer op dat Nederland in dit verband niet meedoet! Reden?)

Bron: natuurpunt.be