Het broedseizoen is weer begonnen. Terwijl lepelaars in veel kolonies al op de eieren zitten, bevinden anderen zich nog in hun overwinteringsgebied. Dit laatste weten we onder meer doordat we een aantal lepelaars volgen met GPS-rugzakjes. Deze zijn live te volgen op https://maps.nioz.nl/spoonbills-NL .
De GPS-rugzakjes leren ons niet alleen over de timing en routes van de trek en de gebieden die ze daarbij aandoen, maar ook over tijdbesteding en gebiedsgebruik tijdens het broedseizoen en hoe partners de ouderlijke zorg verdelen. In een recent gepubliceerd wetenschappelijk artikel laten we zien dat de agenda van een lepelaarvrouw er tijdens het broedseizoen heel anders uit ziet dan die van haar man, zowel in tijd als in ruimte.
In de periode tussen 2012 en 2019 hebben we 9 vrouwtjes en 13 mannetjes met GPS-rugzakjes gevolgd in en rond de broedkolonie op het Waddeneiland Schiermonnikoog. Deze rugzakjes registreren elke 10 minuten de locatie van de vogel, en meten daarnaast de versnelling in drie richtingen, wat een betrouwbare schatting geeft van wat de vogel op dat moment aan het doen is (rusten, lopen/foerageren of vliegen). In een eerdere studie, waarbij in een broedkolonie in Doñana een aantal nesten werd geobserveerd, bleken de mannen overdag op het nest te zitten en de vrouwen ’s nachts. Lepelaars foerageren op de tast en kunnen dus zowel overdag als ’s nachts foerageren. Deze kolonie lag te midden van zoetwater wat in principe dag en nacht beschikbaar was. Dit is niet het geval voor de kolonie op Schiermonnikoog, waar lepelaars in de buurt van de kolonie, in de Waddenzee, alleen kunnen foerageren rondom laag water. In deze studie onderzochten we of lepelaars hun broedritmiek aanpassen aan deze getijdenritmiek van foerageermogelijkheden.
Dit bleek niet het geval. Net als in Doñana zitten op Schiermonnikoog de mannen overdag op het nest en de vrouwen ’s nachts. Daarnaast ontdekten we dat het vooral de vrouwen zijn die in de Waddenzee foerageren terwijl de – iets grotere – mannen vaak grotere afstanden aflegden tussen broedkolonie en foerageergebied om in het zoete water van het Lauwersmeer te foerageren. Deze verschillen in foerageerhabitatgebruik zagen we ook vóór aanvang van het broedseizoen en nadat de jongen waren uitgevlogen. Bovendien vonden we bij de mannen een relatie tussen de lengte van hun snavel en de mate waarin ze in het Lauwersmeer, dan wel in de Waddenzee, foerageerden. Dit suggereert dat de verschillen in habitatgebruik tussen mannen en vrouwen worden gestuurd door habitatvoorkeur, niet door verschillen in ouderlijke zorgtaken. Mogelijk hebben grotere vogels, met langere snavels, een voordeel bij het jagen op snelzwemmende vissen die vooral in het zoete water voorkomen, terwijl lepelaars in de Waddenzee voornamelijk op en in de bodem levende visjes en garnalen vangen.
Een ander opmerkelijke bevinding was dat de vrouwen, voorafgaand en na afloop van hun nachtelijke zorgtaken, ook vooral ’s nachts gingen foerageren. Lepelaars lijken dus bij voorkeur ’s nachts te foerageren, wat betekent dat vrouwen op minder ideale momenten (namelijk overdag) moeten foerageren zodra er voor eieren of kuikens gezorgd moet worden. Waarom lepelaars er qua ouderlijke zorg zo’n strikte dag-nacht verdeling op nahouden, blijft vooralsnog speculeren.
Het hele artikel kun je hier lezen . Mocht je geen toegang hebben, stuur dan even een mailtje !